Het zit er op. Na bijna zes maanden in Amerika moet ik naar huis. Moeten, want willen is het niet. Hoe moeizaam het de eerste weken ging, omdat mijn autopilot volledig was uitgeschakeld, des te makkelijker ik nu mijn weg vind. Mijn hoofd is weer terug op autopilot en de routine is er weer ingeslopen.

Heb ik alles gedaan wat ik had willen doen? Bereikt wat ik had willen bereiken? Nee, absoluut niet. Ik ben hier nog lang niet klaar. Toen ik mijn plannen maakte om zo goed mogelijk voorbereid naar Amerika te vertrekken, had ik nooit de obstakels kunnen bedenken die ik ben tegen gekomen op deze trip maar die me wel heel veel geleerd hebben. Ik heb mezelf nog beter leren kennen.

Omdat ik in mijn laatste dagen nog één keer een mooie trail wil lopen voordat ik weer terug moet naar het platte Nederland, besluit ik naar King’s Mountain te rijden. Op zoek naar een mooie wandeling lees ik op Google dat dit een makkelijke trail is, met een geweldig uitzicht. Perfect! Als laatste traktatie voor mijzelf. Dus toen ik zondagochtend al vroeg wakker werd gemaakt door een vrolijk zonnetje, besluit ik mijn spullen te pakken en de bergen in te rijden.

Wanneer ik drie kwartier later aan kom bij het begin van het pad, ben ik totaal off grid. Ik kan niemand meer bereiken. Ik zie dat er maar één pad naar boven is dus ik hoef niet bang te zijn dat ik zal verdwalen. Al snel gaat het pad steeds steiler omhoog en stop ik steeds vaker om op adem te komen.

Tijdens één van mijn vele adempauzes, word ik ingehaald door een andere hiker die volledig voorbereid de berg op ging. We knikken vriendelijk. Dit lijkt iemand die zijn weg weet dus ik besluit een praatje te maken. “Mag ik vragen of het nog ver is naar de top?” Voor mijn gevoel was ik er al bijna. De man lacht. “Je hebt pas 1 km gelopen, je hebt er nog zo’n vijf te gaan.” Ik kijk hem aan, slik mijn lichte paniek weg en voel honderdduizend gedachten door mijn hoofd schieten. Als het nu al zo zwaar is, ga ik dit wel halen? Alsof hij mijn gedachten kan horen, gaat hij verder. “Hogerop is het nog veel steiler.” Nog steiler dan dit? denk ik bij mezelf. “Zonder stokken ga je dat echt niet halen.” Hij ziet de teleurstelling in mijn blik. “Maar halverwege is er een picknicktafel. Daar kun je rusten en dan weer terug.”

Okay, okay, halverwege, dat zou ik nog kunnen halen, toch? Het is niet dat ik iets anders te doen heb, of dat er thuis iemand op mij wacht. Terwijl hij de rest van zijn proteïnereep en fles water terug in zijn rugzak stopt, geeft hij nog een laatste raad. “Doe het rustig aan en vergeet niet te drinken.” Hij checkt voor de zekerheid of ik echt wel water en eten bij me heb. Ik knik en denk aan dat ene flesje water en een banaan in mijn schattige berenrugzakje, alsof ik uurtje in het park wilde gaan wandelen. What was I thinking.

Ik besluit door te gaan. Stap voor stap klim ik hoger en hoger. Met mijn blik op de top en in gedachte de picknicktafel halverwege.  Het enige wat ik hoor is mijn eigen adem en het pompen van mijn hart. Ik passeer het bordje met 2000 feet. Ik blijf doorgaan, hoger en hoger. Dan zie ik ineens een bordje met “View Point” Ik wijk van het pad af en loop naar het uitzicht waar twee andere hikers zitten uit te puffen. Als ik de takken van de bomen opzij duw en het uitzicht zie, ben ik de pijn in mijn benen allang vergeten. Wow. Just Wow! Ik heb hier geen woorden voor. Ze hadden gelijk. Dit uitzicht is prachtig.

Na een korte pauze en een praatje met de twee hikers besluiten we verder te gaan. “Loop je met ons mee naar beneden?” vragen ze voor mijn eigen veiligheid. In tegenstelling tot de andere hikers, ben ik alleen. Als er wat gebeurd, heb ik geen bereik met mijn telefoon. “Hoe ver is het nog naar boven?” vraag ik, met mijn blik nog steeds op de top. “Het is nu nog maar 0.3 miles naar de top.” zeggen ze. Ik twijfel maar besluit toch verder te gaan. Ik ben nu al zo ver gekomen. Ik moet het afmaken.

Al snel verdwijnt het pad in een dikke laag sneeuw. Ik rits mijn jas dicht. Het voelt ineens heel koud en het pad wordt steeds glibberiger. Ik houd me vast aan bomen en takken maar blijf klimmen. Ik klauter over rotsen en hoop dat ik niet val. “You made it!!” hoor ik ineens en ik kijk op. Het is de hiker van de één km grens. Hij lacht en kijkt oprecht verrast en ook trots dat ik zover zonder stokken of spikes gekomen ben. “Nog maar 400 meter en je bent op de top.” roept hij als hij verder gaat met zijn afdaling. “Vergeet je naam niet in de time capsule te stoppen.”

Het zijn de zwaarste 400 meter van mijn leven. De ijle lucht, de kou, de sneeuw, de rotsen. Niemand weet waar ik ben, schiet er door mijn hoofd. Als er nu wat gebeurt dan vinden ze me pas in de zomer terug. Maar ik ga door. Ik duw een laatste tak weg en dan zie ik het. Het hoogste punt met de time capsule. Wow, ik heb het gehaald. Dan draai ik mijn blik naar de vallei voor het adembenemende uitzicht. Wit. Alles is wit. Niet van de sneeuw maar van een hele dikke mist die rondom de berg hangt. Ik lach en bedenk me dat dit gewoon bij mij hoort, twaalf km lopen voor een mistig uitzicht. Het leert mij ook dat het niet om de bergtop gaat maar om de weg naar boven.

Ondertussen komen er meer hikers aan op de top. Terwijl ik op adem sta te komen, lopen zij fluitend naar boven. Dit doen zij elke week, wisten ze me te vertellen, dat en nog een heleboel nieuwe trails die ik moest zien. De mist maakte het koud bovenop de top. Het werd tijd om terug te gaan. Ah, appeltje – eitje, dacht ik bij mezelf. Naar boven is zwaar maar naar beneden? Dat gaat makkelijk.

Nee! Gewoon nee! Naar beneden is misschien niet zwaar voor mijn hart maar wel loodzwaar voor de spieren in mijn armen en benen. Het eerste stuk slingerde ik van boom naar boom, om maar niet uit te glijden. Als ik voorbij de sneeuwgrens kom, hoop ik dat het makkelijker gaat worden maar helaas. Ik voel mijn benen verzuren. Ik verlies de controle over mijn spieren en val hard. Tot drie keer toe lig ik languit op de grond. Gelukkig is alleen mijn ego gebroken. Opstaan word steeds moeilijker maar ik moet door. Ik kan niet op de berg blijven. Dus na elke val sta ik weer op, klopt de modder zo goed als mogelijk van me af en loop door, stapje voor stapje met mijn blik op het eindpunt.

Na vijf uur, één flesje water en één banaan ben ik weer terug bij mijn auto. Mijn benen hebben het volledig opgegeven als ik mezelf in de auto laat ploffen. Ik heb het gered. Een golf van trots, blijdschap en stomheid voel ik door mijn lijf trekken.

In de dagen daarna kan ik nauwelijks lopen, zelfs opstaan of gaan zitten lijkt bijna onmogelijk en het enige wat ik doe is van bed naar de keuken waggelen en weer terug. De blauwe plekken van het vallen zijn de laatste zichtbare herinneringen aan mijn avontuur. Maar ik heb de top bereikt! Door mind over matter, blijven doorgaan, niet stoppen, blik op de top en al die lieve aanmoedigingen van mijn mede-hikers die bleven zeggen dat ik er echt bijna was. Ik heb de top bereikt en liet mijn naam én bedrijf achter in de tijdcapsule, voor eeuwig op de top. Ik ben fucking trots op mezelf. Niet alleen dat ik de top van de berg heb bereikt maar ook dat ik mijn weg in een vreemd land heb weten te vinden, een leven heb kunnen opbouwen hier en mezelf nog beter heb leren kennen. De bergen hebben mij heel wat geleerd in die zes maanden: Als je bang bent, doe het dan toch. Blijf doorgaan. Je kunt niet eeuwig op de berg blijven. Het gaat niet om de bergtop maar om de wandeling die je maakt en de mensen die op je pad komen.

Hallo, kan ik je ergens mee helpen?