Ik ben nu precies vier maanden in Amerika. Zo stroef als het in de eerste weken ging, zo vlekkeloos gaat ie nu van een leien dakje. Met gemak rijd ik ‘even naar Seattle op en neer om midden in het centrum wat Kaviaar af te geven (don’t ask). Ik vind nieuwe trails. Ik rijd zelf naar het centrum van Portland zonder dat ik in een zakje hoef te blazen. Ik ben best trots op mezelf hoe ik me hier weet te redden. Natuurlijk met hier en daar nog steeds een moppermomentje over iets wat in Nederlands zo makkelijk gaat, zoals een postzegel kopen om een kaartje te versturen, maar wat hier voor mij een groot mysterie is. Niet levensbedreigend maar toch wezenlijk irritant.
Met af en toe een uitstapje naar een andere staat, blijft Oregon toch wel mijn thuis. Bij het zien van de mistige bergtoppen, maakt mijn hart elke keer weer een sprongetje. Ik kan het niet uitleggen, dat moet je voelen.
Bij het zien van mijn resterend aantal dagen voordat mijn visum is uitgewerkt, voelde ik toch wel een lichte paniek opborrelen. Ik ben hier nog helemaal niet klaar. Ik moet nog zoveel zien, zoveel doen. Help, ik wil nog helemaal niet naar huis. Om geen tijd te verliezen, voel ik me nu wel genoodzaakt om zoveel mogelijk Oregon op te zuigen voordat ik naar huis ga.
Eén van de plekken wat een must-see is, zijn de “Multnomah falls”. Bij dit soort touristische trekpleisters sla ik het weekend over. Too peopley outside. Dus op zondag deed ik mijn werk en op maandag reed ik door de stromende regen richting Gorge. Het regende zo hard dat de rivier naast de snelweg amper zichtbaar was. Sterker nog, de snelweg zelf was ook amper zichtbaar door de regen. Hollands als ik ben, houdt een paar druppels mij niet tegen dus ik reed stug door.
De goden waren mij goedgezind want toen ik na een uur rijden bij de watervallen aankwam, klaarde het weer op en zag ik de watervallen tegen een strakblauwe lucht. De watervallen waren schitteren, net als het pad naar boven. Hoe hoger ik kwam, hoe groter mijn grijns. Dit uitzicht, ik wil het inpakken en meenemen. Ik wil hier mijn tent opzetten, mijn huis bouwen, mijn laatste adem uitblazen. Strooi hier mijn as neer! Okay, dat is misschien iets te enthousiast, maar toch. Dit uitzicht!
De afgelopen maanden heb ik heel wat van Amerika gezien. Amerikanen houden er van om “de grootste” “de beste” “de vriendelijkste” of “de lekkerste” van Amerika te zijn. Zelfs midden in de woestijn, durft een nietszeggende diner een megabord neer te zetten met de slogan dat zij het lekkerste eten van Amerika hebben. Je moet maar durven.
Het zette mij wel aan het denken. Misschien moet ik ook zo’n slogan hebben. Maar wat is nog origineel? Wat ook belangrijk is, wat schrikt niet af bij de Amerikanen. Terwijl ik daar zo boven op de berg stond te mijmeren over alles terwijl ik genoot van het uitzicht, kwam er een oudere meneer voorbij hiken. “Je hebt geluk,” zei hij lachend, “Ik loop hier al 40 jaar zoals de zon en de schaduw van de bomen nu in het water schijnt, heb ik hooguit maar 5 keer gezien in de afgelopen 40 jaar.” Nog voordat ik wat kon zeggen, loopt hij alweer stug door. Hiking stokken, hiking boots en een helm voor het vallend gesteente. Hij kwam goed voorbereid.
Ik kijk weer naar het uitzicht. “The happiest Dutch graphic designer of America” Het zegt geen ene biet over mijn werk maar het is in ieder geval wel de waarheid. Ik kijk nog één keer voordat ik weer naar beneden loop. Het zen gevoel blijft de rest van de dag om me heen hangen. Nee, ik ben nog lang niet klaar met Oregon en Oregon is nog lang niet klaar met mij.